Norm en Vorm: het museum in perspectief

Het museum werd decennia lang gezien als tempel, een plek waar kwaliteit wordt getoond, bewaard en aanbeden. De laatste jaren wordt er steeds meer kritiek geleverd op deze opvatting. Want wie bepaalt eigenlijk wat kwaliteit is? En is de ervaring van de bezoeker niet veel belangrijker dan die van de conservator, of van de kwaliteit van de collectie zelf? Hans Janssen, conservator van het Gemeentemuseum Den Haag, plaatst de ZomerExpo in deze discussie.

De ZomerExpo heeft vele positieve recensies ontvangen en trekt een groot aantal kunstenaars en publiek. Toch zijn er ook kanttekeningen bij te plaatsen. Als deelnemer laat je bijvoorbeeld je werk zien aan een commissie zonder enige toelichting. De kunstwerken worden losgemaakt uit hun context, en moeten zonder enige toelichting als in een soort vacuüm totaal op eigen kracht presteren. Hoe zelfbewust moet je dan als kunstenaar zijn om dat te kunnen volhouden?

Hans Janssen richtte de tentoonstelling in. De selectie was totaal willekeurig, van abstract tot zeer figuratief. “Om deze willekeur in stand te houden moet ik er voor oppassen geen voorkeur uit te spreken, door te gaan ordenen. Ik ben binnen dit project alleen maar een doorgeefluik”, zegt Hans Janssen. Normaal gesproken werkt hij wel met contexten en toelichtingen van kunstenaars om de werken te kunnen vertalen voor een breed publiek. Dat kon hier niet. Het inrichten van de zalen is dan ook ‘op het oog’ gebeurd. Samen met twee collega’s heeft Janssen de werken op kaartspelformaat afgedrukt en hebben ze puur intuïtief de werken in groepjes bij elkaar gelegd. Dus niet op thema of om esthetische redenen. Puur intuïtief kwamen zo niet nader omschreven groepen tevoorschijn waarin elk werk afzonderlijk zich wonderwel op het gemak voelde.



Summer Exhibition

De ZomerExpo is vormgegeven naar voorbeeld van de Summer Exhibition in Londen. Als we kijken naar de presentaties van de werken van de Summer Exhibition 2013 in de Royal Academy of Arts zien we meteen dezelfde willekeurigheid (zie afb. 1). Maar in het Gemeentemuseum zijn de kunstwerken op esthetische wijze tentoongesteld. In de Royal Academy hangen de werken namelijk hutje mutje. Dit is een traditie die stamt uit 1769. De eerste Summer Exhibition vond plaats in de Somerset House in 1769. Hier kwam het publiek samen om te oordelen maar ook om te genieten (zie afb. 2). De functie van een museum is dan ook dat oordelen en genieten hand in hand gaan. Somerset House was daarvan een van de eerste voorbeelden.

In 1768 werd de Royal Academy opgericht met als doel het professionele peil van de kunstenaars te verhogen door ze een opleiding te geven en op deze manier de status van kunstenaars te verbeteren en plaatsen te vinden om hun werk tentoon te stellen.

Summer Exhibition in Somerset House

De kunstenaar/vakman
Om te begrijpen waarom een Royal Academy nodig was, moeten we terug naar de middeleeuwen. De Worshipful Company of Painters-Stainers in Londen was het oude gilde voor schilders en stofbedrukkers. Het gilde was tevens een vakbond, dus als je lid was mocht je werken en anders niet. Op deze manier hield de organisatie controle op de praktijk.

De kunstschilders zonderden zich in 1768 af van de gilden om hun eigen standaard te kunnen zetten. Zij kregen steun van de upper class van Londen. De eerste voorzitter van de Royal Academy was Sir Joshua Reynolds. Hij wilde zichzelf emanciperen en trok andere kunstenaars mee. Sindsdien bepaalt de kunstenaar wat kwaliteit is in plaats van het gilde. Hierdoor ontstaat er een scheiding tussen het vakmanschap en de kunstenaar. Want de kunstenaar hoeft niet perse meer het vakmanschap onder de knie te hebben. Hij of zij bepaalt zelf wat kunst is.


Edgar Degas, In het Louvre


De toeschouwer
De Royal Academy ontstaat op hetzelfde moment als de eerste musea, zoals het Louvre in Parijs rond 1890. Als we kijken naar de prent Prentjeskijken van Edgar Degas dan zien we twee dames naar een Etruskische graftombe kijken, de ene dame heeft een boekje in haar hand (zie afb. 3). Ze genieten, maar ze zijn tegelijkertijd ook aan het leren. Net zoals in de Royal Academie, wat is dan het verschil tussen die twee? Het verschil is de mate waarin de norm bediscussieerd en gevormd wordt (Royal Academy) en de mate waarin de norm gesteld en bevestigd wordt (het Louvre)

Vakmanschap speelt ook in het kijken een rol, je moet vakman worden in het genieten om überhaupt te kunnen genieten. De dame op het prentje van Degas is aan het leren. Om dit te bereiken moet je veel kijken, kennis vergaren en bedenken wat voor jou schoonheid is. Door goed te kijken kun je een hele collectie beeldende kunst verzamelen en ontwikkel je net als de kunstenaar je persoonlijke, eigenzinnige smaak. De criticus heeft het genieten en het leren tot hoofdtaak van zijn activiteiten gemaakt en legt de norm op aan het publiek. Hij bepaalt of een kunstwerk de moeite waard is. De keerzijde van de criticus is de geweigerde kunstenaar. Deze kunstenaar is eigenzinnig en weet zelf wel hoe het hoort. Het publiek moet dat pikken, als ze dat niet doet, houdt het voor de kunstenaar op.


Vivant Denon

Het Louvre

Eind achttiende, begin negentiende eeuw kwamen er in Frankrijk binnen het maatschappelijk veld steeds meer experts, deskundigen zoals advocaten voor het recht, ingenieurs voor techniek en pastoors voor religie. Conservatoren kregen de opdracht zich te ontfermen over de kunst. De eerste directeur van het Louvre is Vivant Denon, hij was kunstenaar, schrijver, archeoloog en diplomaat. Denon is een aangestelde expert die voorgaat in het leren kennen van de werkelijkheid van de kunst. (zie afb.4).

In het Louvre kwam de kunst samen die overal ter wereld was meegenomen. Voordat Denon aangesteld werd stond alles door elkaar (zie afb. 5). Ze moesten kennis vergaren om de werken te kunnen onderverdelen in scholen, richtingen en om kaf en koren van elkaar te scheiden. Pas na de ordening kan er worden genoten van alle kunst, en dat gebeurde ook. En kan er worden geleerd, door kunstenaars, over hoe dat moet, een kunstwerk maken.


Hubert Robert, La Grande Galerie du Louvre, 1789

Individualisme
Maar het genieten van kunst wordt vanaf dit moment ook steeds meer iets persoonlijks. Deze gedachte zien we de afgelopen twee eeuwen steeds vaker terugkomen. Dit komt mede door de opkomst van het individualisme in de Verenigde Staten vlak na de Eerste Wereldoorlog, waarin leven iets persoonlijks wordt. Je hoeft je niet meer bezig te houden met het vergaren van kennis en vakmanschap, want iedereen kan voor zichzelf bepalen van goed is. ‘Over smaak valt niet te twisten, toch?’

Een Amerikaanse regeringscomité verwerpt zelfs rond 1938 het begrip ‘Kultur’, dat sinds de negentiende eeuw in Duitsland een belangrijke rol speelt om dat idee van het gemeenschappelijke van het genieten en het leren kennen te benoemen. Het begrip ‘Kultur’ suggereert hiërarchie, want je moet eerst leren wat mooi is voordat je het mooi kunt vinden. Na de Tweede Wereldoorlog neemt de individualisering nog verder toe. Highbrow cultuur wordt bestempeld als slecht en hoge en lage cultuur versmelten. Iedereen kan en mag gelijk een oordeel vellen.

Walt Disney speelde daar goed op in. Na de lancering van de film Bambi in 1942 hield Walt Disney een radiospeech waarin hij aangeeft dat dit de cultuur is van ons allemaal. De ‘hoge’ cultuur uit Europa, zoals we die zien in het Louvre, is voorbij, van het verleden, is onzin.. We hebben geen kunstexperts meer nodig. Daarnaast benadrukte hij dat Family-life de basis is van de Amerikaanse cultuur. Er ontstond een populaire cultuur voor het grote publiek, met marketing via de radio en de televisie.


Ingangshal van het Louvre

Massacultuur
Tegenwoordig behoort museumbezoek tot de massacultuur. Grote groepen mensen komen op de beeldende kunst af om samen te leren en te genieten en dus eigenzinnig te worden (zie afb. 6). In het MoMA in New York is het zelfs zo dat de massacultuur daar zo extreem is toegeslagen, dat er niet meer te genieten valt. Door de drukte zien de bezoekers helemaal niets meer.

Maar als we kijken naar de Interest Cloud van het MoMa in New York, dan zien we het tegenovergestelde naar voren komen (zie afb. 7). De woorden waarop het meeste is gezocht worden het grootste weergeven in het schema. Blijkbaar hebben we toch geen hekel aan experts en willen we juist geïnspireerd worden en iets leren. Het museum is er dus nog steeds een plaats om te leren en te genieten. De functie van het kunstwerk in het museum ten op zichte van het publiek is blijkbaar nog steeds nuttig en belangrijk.

Aan de ene kant wordt het geaccepteerd dat iedereen tegenwoordig een mening heeft, want ‘ik weet écht wel wat goed is’. Maar aan de andere kant heeft de oude functie van het museum stand gehouden. Als iemand zijn mening geeft, vooral als het over kunst gaat, wordt er nog altijd verwacht dat de persoon in kwestie de kennis heeft om adequaat te kunnen reageren. Het verschil is dat het publiek vaker betrokken wordt bij de vraag wat de beste kunst is.

Tot slot
De punten die hierboven zijn behandeld, spelen allemaal een rol in het proces van de ZomerExpo. Eigenzinnige posities, dus de kunstenaar die zijn eigen ding doet en naar het Gemeentemuseum komt om zijn talent te tonen en aan de andere kant de vakman die een perfect kunstwerk probeert te maken. Door het aan te bieden, vraagt de kunstenaar om beoordeling. Tegelijkertijd leert het publiek zelf een oordeel te vellen en te leren genieten.


Voorronde ZomerExpo 2013

Voor het museum is de ZomerExpo een nieuwe aanpak. “Ook de conservator, gaat een rol spelen en ik stel mezelf in die functie kwetsbaar op. Het museum is geen tempel meer, maar het is ook geen actiecentrum. Het is nog steeds een plaats waar kwaliteit wordt aangeboden en waar tradities worden bewaard. De ZomerExpo speelt met de vraag wat de kwaliteit van kunst werkelijk is. Gaat dat samen met een vakmanschap of is het talent? En in hoeverre is het belangrijk om te weten wie de maker is? Tijdens het proces behandelen wij iedere deelnemer hetzelfde”, aldus Hans Janssen.

aw_logo

Stichting ArtWorlds

Amsterdam
info@klimaatexpo.nl

KlimaatExpo Nieuwsbrief

Terug naar de top